De Kleine Loo

Uit Toen Leidschendam-Voorburg
Ga naar:navigatie, zoeken

De Kleine Loo

Een jaar na de aankoop van De Grote Loo had Willem IV, op 14 maart 1749, ook de hofstede De Kleine Loo gekocht van de erfgenamen van Adriaan Wittert, heer van Hoogelande en Emmeklaer. Twee dagen eerder waren reeds enkele percelen Voorburgse grond tussen De Grote en De Kleine Loo door dezelfde erfgenamen overgedragen aan de Oranjestadhouder. Daardoor vormden De Grote en De Kleine Loo, evenals in vroegere tijden, weer één geheel, onderling verbonden via de Loolaan. Het aardige was bovendien dat deze lange strook grond recht voor Het Huis ten Bosch lag, de vroegere Oranjezaal, die Willem IV ter gelegenheid van zijn huwelijk met Anna van Hannover na een ingrijpende verbouwing weer in gebruik had genomen. Aldus strekte het bezit van de Oranjestadhouder zich nu ononderbroken uit van het paleis in Het Haagse Bos, over de Bezuidenhoutseweg heen via de Loolaan en de daaraan gelegen Kleine en Grote Loo tot ver in Voorburg.

Zo was De Loo een ideale plek om op korte afstand van de stadhouderlijke woning een mooie tuin met bijzondere dieren in te richten. Daarbij speelde de naam echter al snel een verwarrende rol. De Oranjes hadden namelijk van oudsher bij Apeldoorn ook nog een belangrijk bezit met een dierentuin dat eveneens de naam Loo droeg. Weliswaar werd dit Het Loo genoemd en het Voorburgse bezit, volgens oude documenten, De Loo, maar dit verschil was te gering om misverstanden te voorkomen. Vandaar dat de gewoonte ontstond om het Apeldoornse Loo vooral aan te duiden met Het Oude Loo of Het Grote Loo en De Loo aan de Bezuidenhoutseweg en in Voorburg met De Kleine Loo.

Op deze laatstgenoemde plek was Willem IV zijn dierentuin omstreeks 1749 op bescheiden wijze begonnen met een faisanterie. Hiertoe liet hij door de Haagse meesterkoperslager Popkes ramen vlechten voor de vogelkooien, die in de rekeningen werden aangeduid als 'voljerres'. Veel verder kwam Willem IV echter niet door zijn overlijden in 1751. Erfprins Willem V was op dat moment nog slechts drie jaar oud. Het was dus vooral zijn energieke moeder Anna die gedurende de jaren daarna de Voorburgse menagerie sterk uitbreidde. Dit tot grote tevredenheid van de Voorburgse ambachtslieden, want het leverde metselaars, timmerlieden, steenhouwers, glazenmakers en hoefsmeden veel werk en welkome verdiensten op. Met name de Voorburgse timmerman Lambert Bouwman en de metselaar Johannes Donker kregen wegens werkzaamheden aan De Loo royale bedragen uitbetaald.

Bij al die verbouwingen werd overigens de tuin niet vergeten. Onder leiding van de tuinman van het Huis ten Bosch, Victor Kühr, werden bloemperken, lanen, vijvers en sloten aangelegd om van de diergaarde een waar lustoord te maken. Er kwam zelfs een doolhof met hoge hagen en kunstig geknipte boompjes. Reizigers die de diergaarde mochten bezoeken, beschrijven deze als fraai en uitgestrekt met een vierkante tuin en veel smeedijzeren hekken. De stallen en houten hokken voor de dieren waren op het westen gericht, eenvoudig van vorm en hier en daar van traliehekken voorzien. In de zomermaanden konden de meeste dieren vrij rondlopen bij het hok of in de wei. Slechts een enkel dier lag aan de ketting. In de winter werden sommige dieren binnengehaald. Met het oog op strenge winters waren zelfs enkele kachels geplaatst.

Bron

Historische wandelingen in Voorburg en omgeving : Vorstelijke dieren en andere prentkunst / Kees van der Leer ; met medewerking van Gerard Duijvestein. - Zwollen : Waanders, 2001