Herenstraat

Uit Toen Leidschendam-Voorburg
Ga naar:navigatie, zoeken

Herenstraat

De Herenstraat is het gedeelte in Voorburg-centrum van de Heerweg over de oude rug van binnenduinen waarop Rijswijk, Voorburg, Veur en Voorschoten zijn ontstaan. Een heerweg is een oude Romeinse weg, bedoeld voor het verplaatsen van Romeinse legereenheden. Heer is een in onbruik geraakt woord voor leger. Daarmee is de Herenstraat, met zijn 'uitlopers' Westeinde en Oosteinde, ongetwijfeld de oudste straat van Voorburg. De verbastering van Heerweg naar Herenstraat (de straat waar de 'heren' woonden) is voor de hand liggend.

De vele etalages in de Herenstraat maken u er op attent dat deze straat nog steeds een belangrijke winkelstraat is. Dit was in vroegere tijden ook al zo. Zo liepen omstreeks 1640 de kinderen van Constantijn Huygens door deze straat om winkels te bekijken. Daarbij hadden ze van hun huisleraar Bruno de opdracht gekregen om de namen van allerlei voorwerpen die ze hier zagen, op te schrijven, vooral in het Latijn. Een en ander staat in een brief die de leraar halverwege genoemd jaar schreef aan Huygens over de vorderingen van zijn drie zonen. Hetzelfde schrijven geeft ook enig inzicht in de toenmalige onderwijsmethoden. Bruno liet aan vader Huygens weten dat hij het een goed idee vond dat de jongens elkaar 'telkens examineerden'. Verder was hij een voorstander van een passende beloning voor de jongelieden bij goede studieresultaten. Dit zou hun ijver zeker stimuleren. Ook in de 19e eeuw telde de Herenstraat vele winkeliers en ambachtslieden.

Deze plaatselijke middenstand profiteerde regelmatig van de klandizie van de niet onbemiddelde buitenplaatsbewoners in de nabije omgeving. Voor hen was 1848 een belangrijk jaar. Toen vestigde de veelbesproken, schatrijke en vrijgevige prinses Marianne zich op Rusthof aan het Oosteinde. De intocht van deze dochter van koning Willem I in mei 1848 werd een feestelijke gebeurtenis. Overal wapperde de driekleur, op huizen, buitens en kerken. Zelfs de minder welvarende gedeelten van het dorp deelden in de feeststemming: 'De straten waar de minvermogenden wonen, waren groen gemaakt en met kronen versierd', aldus het verslag van de 's-Gravenhaagsche Nieuwsbode.

Het meest uitbundig werd ongetwijfeld gevlagd door de winkeliers. Die hadden gehoord van de uitdrukkelijke wens van de prinses 'dat alle benoodigdheden van huishoudelijken aard door ingezetenen van Voorburg [moesten] worden geleverd'. Een van de winkeliers uit de Herenstraat die hiervan duidelijk heeft geprofiteerd, was kruideniersbedrijf De Bruyn. François Cornelis de Bruyn was aanvankelijk timmerman. Na zijn huwelijk in 1845 met Wilhelmina Freijlink begon het echtpaar een winkeltje in kruidenierswaren, koffie en thee. Zoon Adrianus Johannes zette later het bedrijfje voort. Met ijver en toewijding werd de zaak al snel opgewerkt tot een zaak met 'comestibles', fijne eetwaren dus. Later verhuisde de winkel van De Bruyn naar een groter pand in de Herenstraat, links naast de Oude kerk. Van die nieuwe winkel werd een wervend reclamekaartje gemaakt. In het midden staat het statige pand afgebeeld met daaromheen het assortiment in sierlijke letters en krullen: 'kruideniers-waren, koffij, thee, comestibles, tabak, snuif en cigaren, alle soorten van parfumerien'. De reclameprent laat zien dat het middengedeelte van het gebouw enigszins naar voren steekt.

Tegenwoordig is in dit pand kantoorboekhandel Welter gevestigd. Veel winkels in de Herenstraat waren opgesierd met glas-in-loodruitjes in art-nouveau stijl, decoratieve maar kwetsbare elementen. Overal elders zijn ze vrijwel allemaal verdwenen. Hier zijn ze zorgvuldig bewaard gebleven, dankzij een wakend oog voor waardevolle details. Schuin tegenover kruidenier De Bruyn stond het smalste en kleinste pand van de Herenstraat. Vanaf 1889 had hier Theodorus Lammers zijn nering. Een sigarenzakje, afkomstig uit zijn winkel, somt op wat hier zoal te koop was: 'tabak, sigaren, koffie en thee, chocolade in soorten'. Op de achterkant van het zakje staat een rebus, die duidelijk bedoeld was voor de gevorderde puzzelaar. Lammers wist het tot 1912 vol te houden. Na een loodgieter en een goudsmid is thans de Voorburgse kunstuitleen in dit kleine pand gevestigd. Concurrent De Bruyn hield het iets langer uit. In 1929 werd de zaak overgenomen door Johannes Simon, de zoon van Adrianus. Die mistte blijkbaar het familietalent. In 1932 moest het pand openbaar worden verkocht en sloot ook deze kruidenierszaak voorgoed de deuren.

De bonte os aan het einde van een winkelstraat

Het einde van de Herenstraat is een prachtig plaatje. De rij huizen rechts eindigt met een imponerend witgepleisterd pand, gebouwd uit de restanten van de vroegere buitenplaats Lusthof. De zijstraat die volgt is de oude oprijlaan naar de vroegere pastorie Kerklust. Dan volgt, als laatste huis rechts, een klein wit paleisje, met twee ronde pilaren. Die torsen een fraai bordes met balustrade boven de ingang, als welkom voor hoge gasten. Als je niet beter wist, zou je niet geloven dat dit ooit gebouwd werd als een schooltje voor kleuters. Aan de linkerkant staan simpele halsgevels van eenvoudige huisjes broederlijk naast de rijke façades van deftige huizen. Hier is ook de entree tot het Oosteinde. Indrukwekkende bomen in de verte verraden de plaatsen waar vroeger de buitens hun hoogtijdagen vierden.

Zo verscheen in 1795 het boek 'Vaderlandsche Gezigten, of afbeeldingen, behorende tot de Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederlanden'. Hierin is een gravure opgenomen van Karel Frederik Bensdorp naar een tekening van Jan Bulthuis. Die tekende het einde van de Herenstraat gezien vanuit het Oosteinde. Links vooraan is de ingang en de muur te zien van het 'Huys ten Dom'. Dit huis zou omstreeks 1850 worden afgebroken om plaats te maken voor een 'bewaarschool' voor kleuters. Verderop staat Huize Lusthof met zijn twee hoge schoorstenen. Rechts zijn de stenen hekpilaren te zien van de oprijlaan naar Eynddorp. Toen de tekening werd gemaakt werd deze 'buitenplaats met boerenwoning en landerijen' bewoond door mr. Alexander Mitchell. Mitchell had Eynddorp in 1792 gekocht en zou er tot 1797 wonen. In 1804 werd hij notaris te Voorburg. In de Herenstraat liet hij het daarop volgende jaar 'het notarishuis' bouwen, het huidige onderkomen van museum Swaensteyn. Dat hij een gerespecteerde persoonlijkheid was, bleek een jaar eerder. Toen werd hij benoemd tot president van het Voorburgse dorpsbestuur. Uiteraard heette dit bestuur in deze Franse tijd 'municipaliteit'. Dat het in 1795 nog steeds een onrustige tijd was, blijkt uit de gewapende wacht die de toegang tot Eynddorp bewaakte. Hollanders waren Bataafse burgers geworden maar niet iedereen was blij met de Franse bevrijders. De Oranjeklanten leken na de vlucht van hun Oranjestadhouder in januari 1795 weliswaar de verliezende partij, maar zij gaven zich niet zomaar gewonnen. De spanningen met de Fransgezinde 'Kezen' bleven voorlopig bestaan. Of waren het vooral de vele inbraken uit deze tijd die Mitchell had doen besluiten een bewaker voor zijn buitenplaats neer te zetten? Zoals zo vaak zag het dievengilde in de onrust en de wisseling van de macht extra kansen om een goede slag te slaan. Vooral de kwetsbare tuinkoepels en kippenkokken van de buitenplaatsen moesten het ontgelden. Op Huys ten Dom werd zeker twee keer ingebroken, uit Leeuwesteyn werd een metalen klok van de buitenplaats ontvreemd. Diefstallen werden gepleegd bij de heren Van Hoogstraten, Huygens en Viruly en bij de buitenplaats van mevrouw Ten Dell werd een inbraakpoging ondernomen. En zo ging het maar door. Het regende klachten bij de baljuw van Rijnland. Die stuurde uiteindelijk in 1805 zijn hellebaardiers met daarbij een aansporing aan de Voorburgse municipaliteit om zelf vaste wakers aan te stellen. Het dorpsbestuur zag hiervoor echter geen mogelijkheid omdat de dorpskas geen vetpot was. Naar zij de baljuw schreven, konden zij zelfs de verblijfskosten van de baljuwdienders niet betalen. Dit laatste was echter vooral onwil. Met de aankoop in 1792 van Eynddorp had Mitchell eveneens het ernaast gelegen huis 'De Bonte Os' gekocht. Op de gravure van Bendorp is het grote uithangbord van dit befaamde logement goed zichtbaar. Dankzij dit bord met het opvallende dier, kon geen reiziger deze herberg over het hoofd zien. De Bonte Os overleefde de latere jaren niet en werd afgebroken, evenals het buiten Eynddorp. Daar waar eens de toegang tot de oprijlaan naar de oude hofstede liep, ligt nu het begin van de Rozenboomlaan. De laan dankt zijn naam aan mr. Simon Rooseboom, een 18e-eeuwse eigenaar van Eynddorp.


Allerlei

De Herenstraat in proza

Bertus Aafjes (1914-1993), uit de bundel De denker in het riet (1945):

Ik ben, door weer en wind, de dorpsstraat van het oude Voorburg eens doorgewandeld. Merkwaardig is zo´n dorpsoverschot aan de rand van een grote stad. Hier en daar een schaars oud geveltje, een mooi oud huis 'Sion’ geheten, een Buiten met prachtige tuin, nu saamgeklemd tussen latere aanbouw. Verder ook hier tegen het oude aangeplakt, nieuwe buurten en nieuwe straten. Zo´n nette, half deftige straat maakt toch eigenlijk wel een charmante indruk, meer door wat zij te raden geeft dan door wat zij is. Zij lijkt op een honingraat. Zes jaar geleden zijn in iedere cel twee nijvere bijen van mensen ingetrokken en nu wemelt de straat als de zon maar even doorbreekt, van kinderen. Zij is als een sloot vol kleinvis. Zij groeit dicht van het kroos. Liever gezegd: van het kroost.